In de middeleeuwen werden binnenplaatsen en tuinen voornamelijk gebruikt voor praktische doeleinden, zoals voedselproductie en veehouderij. Er was weinig aandacht voor comfort en esthetiek. De eerste vormen van tuinmeubilair bestonden uit eenvoudige stenen of houten banken die tegen muren of bomen werden geplaatst. Deze banken waren vaak massief en ruw afgewerkt, ontworpen om lang mee te gaan in weer en wind. Kloosters en kastelen hadden soms overdekte binnenplaatsen met houten banken, waar monniken en edellieden samenkwamen om te lezen of te converseren. Hoewel deze zitplekken nog ver verwijderd waren van de luxe buitenmeubelen van vandaag, legden ze wel de basis voor de ontwikkeling van tuinen als sociale ontmoetingsplekken.

In de middeleeuwen verdween het comfortabele buitenleven naar de achtergrond. Tuinen waren er vooral voor praktische zaken, zoals het verbouwen van kruiden of voedsel. Alleen kloosters en adellijke huizen hadden stille binnentuinen, waar soms eenvoudige houten banken stonden. De ontwikkeling van tuinmeubels stond in deze tijd bijna stil. Wat overbleef was puur functioneel, een bank om op te zitten niet om op te genieten. Toch zie je hier het begin van de tuin als plek voor rust iets dat later weer helemaal terugkomt.

Tuinmeubelen in Europa waren in die tijd vaak praktisch en functioneel, hoewel de meeste tuinen religieuze of utilitaire doeleinden hadden. Meubels in tuinen waren zeldzaam, en als ze aanwezig waren, waren ze meestal eenvoudig en gemaakt van hout. Het was pas later, in de renaissanceperiode, dat tuinen echt een plekje kregen voor esthetisch genieten en zitmeubelen weer populair werden.